Afbouw van brandstofverkoop voorkomt oorlog

Groen:    Gemak:

Voor producenten van fossiele brandstoffen breken onzekere tijden aan; Peak Oil en CO2 maken het nodig om af te stappen van fossiele brandstoffen, maar in welk tempo? En in hoeverre zijn landen bereid oorlog te voeren als de bevoorrading krap wordt? Er is gelukkig een uitweg mogelijk.

Keywords: energie peak oil co2


Wat?

Het gebruik van fossiele brandstoffen moet worden teruggedrongen, en dat kost een aantal landen hun broodwinning. Zulke landen zullen moeten overstappen op andere inkomstenbronnen om hun welvaart in de toekomst zeker te stellen. Nederland zal op den duur bijvoorbeeld minder op de gasbaten kunnen rekenen.

Als dit zuiver volgens het marktmechanisme gaat dan kan dat een grillig verloop leveren, en als gevolg daarvan economische instabiliteit. Het is daarom voor verkopers van olie, aardgas, steenkolen en uranium aantrekkelijk om in te tekenen op contracten die de verkoop van fossiele brandstoffen tot ver in de toekomst zekerstellen, ook als zo'n contract een geleidelijke afbouw tot nul bedingt.

Waarom?

De inkomsten die een land uit fossiele brandstoffen haalt zijn vaak aanzienlijk, en soms is het zo lucratief dat een land amper andere economische activiteiten heeft ontplooid. In zo'n geval kan het flink bedreigend overkomen als de vraag naar fossiele brandstoffen terugloopt. Een voorspelbaar tempo van afnemende vraag geeft daarentegen veel zekerheid en dus een mogelijkheid om maatregelen te plannen en alternatieven te ontplooien.

Het mechanisme van Peak Oil maakt glashelder dat er op den duur steeds minder brandstof beschikbaar zal zijn. Wanneer de vraag desondanks blijft stijgen, dan zullen prijzen extreme hoogten bereiken. Hoewel dat voor verkopende partijen aanlokkelijk lijkt, biedt het de afnemers ook sterke motivatie voor de ontwikkeling van duurzame alternatieven. Eenmaal uitgerold blijven die nuttig, dus zelfs een tijdelijke piekprijs kan heel goed leiden tot een permanent gedaalde prijs. Deze instabiliteit is in niemands voordeel.

De huidige energieprijs wordt puur door het marktmechanisme bepaald. Dat is in zoverre onpraktisch dat de marktwerking alleen lokaal optimaliseert, in het hier en nu. Zodra een alternatief net even aantrekkelijker is schakelt men massaal over. En dat geeft zulke schokken in de prijsontwikkeling dat het brandstof producerende landen van het ene op het andere moment buitenspel kan plaatsen.

Op een markt is verder de sterkste partij degene die kan kopen; en gezien de grote belangen die aan fossiele brandstoffen kleven hoeft die sterkste partij niet altijd financieel de sterkste te zijn, maar kan het ook best de partij zijn met de meest militante houding. Onder het mom van het "bevrijden van een volk" of het "brengen van democratie" raken met name olieproducerende landen met enige regelmaat verwikkeld in oorlogen met hun grootste afnemers. Dat oorlog geen bijster efficiente manier van onderhandelen hoeft geen verder betoog.

Hoe?

Landen die fossiele brandstoffen produceren (olie, gas, steenkolen, uranium) kunnen een inschatting maken van het tempo waarin ze hun producten kunnen blijven leveren in de toekomst. Dat productieniveau zal jaarlijks af kunnen nemen met bijvoorbeeld 3%, een percentage dat de opgelegde gevolgen van Peak Oil net voor zou moeten blijven. Het is aantrekkelijk voor afnemers om zo'n voorspelbaar tempo te gebruiken om Peak Oil voor te zijn, omdat het de interne markt helpt organiseren.

Het is belangrijk dat deze inschattingen realistisch worden gehouden, ook nu weer omdat het helpt om instabiliteit te voorkomen. Er moet niet alleen worden gekeken naar de hoeveelheid resterende brandstof, maar ook naar het tempo waarmee die naar verwachting kan worden gewonnen en geleverd.

Vervolgens kan deze informatie worden gebruikt om in te tekenen op contracten met nationale overheden die de levering van deze brandstoffen zeker willen stellen voor de toekomst. Zulke contracten zullen vastleggen welke hoeveelheden per jaar geleverd worden; en jaarlijks zal een percentage van de beginhoeveelheid worden afgetrokken totdat de afhankelijkheid van de fossiele brandstof tot nul is gereduceerd. Bij een afname van de genoemde 3% per jaar gaat het dus om een contract dat 33 jaar en 4 maanden duurt. Gedurende deze tijd zal de hoeveelheid die geleverd wordt in een gestaag tempo zijn, dus dagelijks of wekelijks een hoeveelheid die telkens een beetje daalt.

Om een goed contract te bedingen zal het nodig zijn om de prijs van de brandstoffen ook bij voorbaat vast te leggen. Gezien de lange looptijd van de contracten kan dat beter niet in dollars of euro's of een andere nationale valuta worden vastgeleg; een veel constantere maat voor de waarde van brandstoffen is goud, en het verdient dan ook aanbeveling om de tegenwaarde vast te leggen met een tegengewicht in goud. Gezien de beperkte beschikbaarheid van dit metaal zou natuurlijk ook tegen de dan geldende koers in een andere valuta moeten kunnen worden betaald.

De landen die volgens contract afnemen zullen naar alle waarschijnlijkheid een restrictie leggen op de hoeveelheid fossiele brandstof op de interne markt, met als gevolg een interne regulering van de prijs en een geleidelijke overgang op duurzame alternatieven. Dit helpt oorlogen om fossiele brandstof voorkomen en bereidt zo'n land in het algemeen voor op de toekomst.

Het is een sociale taak van de landen die fossiele brandstoffen produceren om de beschikbare reserves gelijkmatig te verdelen; alleen zo is met voldoende zekerheid te voorkomen dat de toekomst ons oorlogen brengt om brandstoffen.

Waar?