Goed regeren is Balans zoeken
Groen: Gemak:
Regeren is vooruitzien. Toch pakt overheidsbeleid regelmatig averechts uit. Hoe vaar je een productieve, eerlijke en betrouwbare koers gericht op de toekomst? Als je naar de natuur kijkt zie je iets dat altijd goed werkt: Balans zoeken.
Wat?
Veel overheidsbeleid dient een doel zoals het verminderen van X of het bevorderen van Y. Zulk beleid wordt omgezet in regels die meestal neerkomen op subsidie of belasting. En vaak worden de letterlijke regels naar de hand gezet van mensen die niet zozeer het beleid willen volgen, maar die een kans zien om wat extra geld te bemachtigen.
Toch zijn er keurige neutrale mechanismen. Als je streeft naar gelijkheid van X en Y dan kun je vaak een rekenmodel opstellen en het overschot van X overhevelen om de tekorten van Y te compenseren. Een goed voorbeeld is de gelijkstelling van de prijs van groene en grijze energie.
Zo'n gelijkstelling zorgt dat geen massa's mensen hals-over-kop vertrekken van grijze energie en overstappen op groene, iets wat de markt niet aan zou kunnen. Het zorgt voor een geleidelijke overgang waarbij steeds meer mensen zich bewust worden van de eenvoud van de overstap, en het bijbehorende goede gevoel.
Waarom?
De overheid is er om die dingen te regelen die we als gemeenschap gedaan wilen hebben. Als alles geprivatiseerd zou zijn, zou elke beslissing op basis van persoonlijke belangen worden genomen, en zou een land zichzelf kapotmaken. Er is een regering/overheid nodig die de inwoners van een land bijstuurt in de richting die we in ons hart allemaal wensen, maar die soms strijdig zijn met onze persoonlijke voordeeltjes. Dus om te voorkomen dat goede bedoelingen stranden in "maar hij doet het ook niet, waarom zou ik dan wel?"
Er zijn allerlei manieren om subsidie of belasting in te zetten om mensen te prikkelen, maar vaak werkt het averechts. Stel, je zou het onzalige plan van Wouter Bos oppakken om starters op de woningmarkt een subsidie te geven. Dan krijg je nog meer potentiele kopers op een markt die daar toch al te veel van heeft, en de marktwerking verhoogt de prijs dan snel. Waar ontstaat de balans? Precies de hoogte van de starterssubsidie boven de oude balans -- want daar is het aantal kopers en verkopers immers weer in balans. Huidige huisbezitters kunnen immers een duurder huis kopen als hun oude huis meer waard wordt.
Een andere vorm die vaak gehoord wordt is het morrelen met de BTW. Als je een percentage verhoogt gaan alle verkoopprijzen omhoog, maar als je het verlaagt zijn er "achterstallige prijsverhogingen" door te voeren zodat de prijs gelijk blijft. Zo werkt de markt immers, de hoeveelheid besteedbaar geld is niet gedaald en dus kan de consument nog altijd de oude totaalprijs worden gevraagd.
Marktwerking stabiliseert, maar altijd vanuit persoonlijke belangen en het leidt daardoor lang niet altijd tot het ideale totaalbeeld. Het is belangrijk de markt op de juiste manier te besturen. Als je iets te weinig subsidieert dan stapt niemand over, als je te veel subsidieert dan wil iedereen tegelijkertijd. Juist bij zaken waarbij in de toekomst steeds meer mensen moeten overstappen wil je die beweging op een geleidelijke manier in gang zetten.
Een prachtig voorbeeld van een goed uitgekiende subsidievorm is de prijs van groene energie. Die wordt aangevuld uit een meerprijs op grijze energie, zodat de prijs stabiel blijft. Het maakt voor iemand's persoonlijke keuze dus hoegenaamd niets uit of de energie grijs of groen is, dus waarom niet de sociale keuze maken?
Precies dat sociale is namelijk wat zonder de gelijkgetrokken prijzen niet goed zou uitpakken: Biologische voeding koop je nu uit overtuiging, tegen een veel hogere prijs, en dat doe je alleen als je er echt heel erg achter staat. (Met inkomen heeft het niet veel te maken -- er zijn veel mensen met weinig inkomen die biologisch inkopen.) Naarmate meer mensen overstappen op de toekomstgerichte variant komen de prijzen dichter bij elkaar, maar de invloed van een enkeling op de betaalde prijs is miniem, en dat zal die eenling er dus niet van weerhouden over te stappen. En dat is exact waar je op aan wilt sturen als regering.
Verder wil je als regering stabiel beleid voeren. En dat houdt in dat iemand die gebruikmaakt van een regeling er ook van uit moet kunnen gaan dat deze in stand blijft. Dat is moeilijk te voorspellen met een regeling die jaarlijks een bedrag X uitkeert, maar het is wel goed te doen met een regeling die de kosten van X en Y koppelt en gelijk houdt door het geld van de een naar de ander te pompen. Die gelijkheid geeft rust, en zorgt ervoor dat burgers met een gerust hart de verstandige keuze kunnen maken.
De overgang blijft mede rustig door de marktwerking -- als er meer vraag is naar een keuzevariant dan aangeboden wordt, dan zal de prijs van die vorm stijgen en dus minder klanten aantrekken. Het gaat dan om kleine verschillen, die net volstaan als correctie. Wat dit model meteen ook regelt, is zorgen dat leveranciers kunnen overstappen. Naarmate meer leveranciers de duurzame/toekomstgerichte variant aanbieden, daalt de prijs daarvan en trekt de markt meer klanten over de streep. Precies in het tempo waarin het aanbod er is. En aanbieders kijken vaak wel naar de toekomst, en zullen dus graag gebruik maken van deze situatie.
Hoe?
Een ideale subsidieregeling voldoet dus een paar belangrijke eisen:
- Stabiel beleid dat jaren vooruit te plannen is
- Neutraal voor de burger (die daardoor vrij kan kiezen)
- Marktwerking voorspeld en gecompenseerd volgens een algemeen model
- Marktwerking kan optimaliseren om concrete prijzen te verlagen
- Kostenneutraal voor de overheid
We zullen hieronder een paar voorbeelden uitwerken die laten zien hoe praktisch dit kan zijn. Het enige wat nodig is, is eigenlijk een politiek die bereid is keuzes te maken namens het land als geheel.
Biologische voeding. Wil je mensen over laten stappen op biologische voeding, dan moet de prijs daarvan (meer) gelijk zijn aan de overige voeding. Bijvoorbeeld in 2009 werd gemeten dat biologisch 52% duurder was dan gangbare voeding. Klanten zijn bereid om voor de meerwaarde van biologisch 25% meer te betalen, dus nog te compenseren is een factor 1,52 / 1,25 = 1,22 ofwel 22% (dat is een keuze -- je zou ook de volle 52% kunnen compenseren, maar dan riskeer je een run op het biovoedsel, en dus een instabiele reactie van de markt). Tegelijk is het marktaandeel van biologische voeding zo'n 2% en is de rest zo'n 98%. Smeer je de 22% extra uit over alle 100% van de voeding, dan stijgt de traditionele voeding dus met 0,45% en daalt de biologische met 21,55% Het resultaat is een prijsverschil van 25%, precies de meerwaarde zoals de gemiddelde klant die ervaart. En als de klant het wil zullen leveranciers steeds meer bio aanbieden. Door regelmatig deze cijfers aan te passen (bijvoorbeeld jaarlijks) kan het resultaat --namelijk dat de prijs niet boven of onder de prijs valt die consumenten ervoor willen betalen-- bijdragen aan een geleidelijke overgang van burgers naar de voedingsvorm die wel een toekomst beschoren is. Zonder preken of smeekbedes, zonder confronterende bewustwordingsacties, zonder straffen of bonussen, maar wel met een resultaat dat past bij de toekomst waarvan we allemaal weten dat we ernaartoe moeten.
Is het eerlijk om niet-bio-kopers mee te laten betalen voor bio? Ja, dit is precies wat een overheid hoort te doen. Zo is niemand voorstander van de industrie die goedkoop massavlees produceert, maar in de supermarkt koopt bijna iedereen het kilovoordeelvlees dat daar steevast vandaan komt. Het rechttrekken van ongelijkheden is dan exact wat de publieke wens naar een overgang op betere productiemethoden mogelijk maakt. Want op termijn moeten we echt af van de ziektes verspreidende, dieren mishandelende en regenwouden consumerende productiemethoden die in de industrie gemeengoed zijn geworden.
Problemen doorberekenen. Er zijn nu subsidies (of kwijtgescholden kosten) die door ons allemaal als belastingbetalers worden betaald. Vegatariers betalen mee aan gesubsidieerde vleesreclame, afnemers van groene energie betalen mee aan CO2-opslagtechnieken, pacifisten betalen mee aan "vredesmissies". Als land bekostig je vanalles uit een gemeenschappelijke pot. Er gaan veel stemmen op dat dit oneerlijk is, omdat verborgen kosten worden kwijtgescholden aan (vaak) de meest ongunstige industrievormen. Het is een prima idee zulke kosten door te berekenen in de producten die ze veroorzaken, maar wel met beleid -- als het idee is dat grijze en groene energie hetzelfde kosten dan moet je dat ook zo houden, zelfs al bereken je de meerkosten voor CO2-uitstoot door bij de grijze energie. Uiteindelijk komt het er dan toch weer op neer dat iedereen meer betaalt voor energie, en minder aan nergiebelasting. Alleen in de vergelijking tussen de industrievormen slaat de balans dan op een eerder moment door ten gunste van de toekomstgeschikte vorm, en zal de ouderwetse vorm dus sneller uitgefaseerd worden.
Zonnecellen en windmolens. Het leveren van duurzame energie vanuit kleine centrales in/aan huis is een mooi model voor de toekomst van de energievoorziening, en de SDE zet hier dan ook op in. De SDE maakt het neutraal of je nou zonnecellen hebt of niet; en maakt het neutraal of je ze nou dit jaar koopt of pas over een paar jaar. Al die dingen vallen weg doordat de subsidie zich aanpast aan de situatie op het moment van aansschaf. Het wordt hiermee gewoon een vrije keuze of je jezelf via duurzame energie wilt voorzien van je energie of dat je het van anderen wilt betrekken. Een paar dingen gaan echter nog niet goed in de SDE:
- Er is een jaarlijkse limiet op de hoeveelheid SDE
- Een aansluiting mag niet meer opwekken dan wordt verbruikt
Punt 1 is vrij simpel op te lossen door het geld van de SDE te halen uit de pot voor groene energieleveringen, zoals die ook beschikbaar is voor opwekkers van groene energie. Dat betekent dus dat de gelden voor zonnecellen worden betaald uit de betalingen die voor grijze energie worden gedaan. Het komt daarmee altijd op hetzelfde principe neer dat de grijze energieverbruikers bijbetalen voor de groene opwekkers. Zodra dit goed geregeld is, verdwijnen veel adminstratieve procedures die nu rond de SDE hangen, en natuurlijk de onzekerheid over de toekenning. Immers, het kost de overheid geen geld om willekeurig veel installaties te helpen bekostigen. Misschien hoeven we dan toch geen kolencentrales meer bij te bouwen!
Punt 2 is een heel raar punt, maar het heeft ermee te maken dat de teruglevering wordt verrekend met een energieproducent (die winst wil maken op de doorverkoop van elektriciteit) en niet aan de netwerkbeheerder (die een vaste vergoeding ontvangt voor het beheer en nameten van het netwerk). Het zijn dit soort onzekerheden die een particulier in de stress jagen, en doen afzien van een (grote) installatie. Zonde toch?
De taak van de politiek. De politiek heeft eigenlijk tot taak te bepalen welke zaken idealiter gelijkwaardig zouden moeten zijn. Onderzoekers kunnen dat verwerken in een rekenmodel, en afhankelijk daarvan kan dan een rekenmodel worden opgesteld waarmee een ambtenaar jaarlijks de nodige compensaties bepaalt.
Er is genoeg om over van mening te verschillen; de truc is dan toch een vorm te vinden die helder gecommuniceerd kan worden naar de burger. Iets van dezelfde eenvoud als groene en grijze energie kosten hetzelfde. Of het levert niets extra op om te wachten op goedkopere zonnecellen.
Behalve dat deze zaken in de rekenmodellen thuishoren, is het ook van groot belang ze zo duidelijk mogelijk te communiceren. Dit is namelijk de basis waarop mensen beslissingen moeten kunnen nemen over hun bestedingen, en dat vraagstuk is van zichzelf al ingewikkeld genoeg.
Aanvulling 2009-11-09.
In reactie op deze gelijk(er)trekkende aanpak voor biologische voeding kreeg ik feedback dat het slecht zou zijn wanneer dit op vlees zou worden toegepast, aangezien we daar toch al te veel van eten. Ik weet dat de halve wereldbevolking meer vlees eet ten koste van de andere helft, maar denk niet dat het gelijk(er) trekken van prijzen voor biologisch en overige voeding hierom een slecht idee is.
Ten eerste, alles wat mensen motiveert richting biologische voeding is beter dan op het oude spoor te blijven, want dat loopt dood. Ik verwacht dat de realistischer oppervlaktes en levensduur per dier ertoe zullen leiden dat de prijs voor vlees gestaag zal stijgen als meer mensen biologisch eten, en dat zal er vanzelf voor zorgen dat vlees wat meer een luxepositie krijgt.
Ten tweede blijft er ook binnen deze vorm van subsidieverdeling een hoop ruimte voor politieke invulling. Een concreet voorbeeld in dit geval is de vraag of vlees in dezelfde balans-oefening zou moeten worden gestopt als groente en fruit. Wellicht is het beter de prijzen van biologisch en overig vlees gelijk te trekken, los van eenzelfde regeling voor groente en fruit. Als de prijs van vlees dan sneller zou stijgen dan die voor plantaardig voedsel (en dat lijkt waarschijnlijk, want vlees is veel minder efficient voedsel) dan klinkt het zinnig om biologische vleesprijzen niet te sponsoren vanuit een marge op niet-biologische groente en fruit.
Ten derde levert dit nog altijd geen oplossing voor het probleem dat rijke delen van de wereld veevoer importeren van armere delen, waar vervolgens te weinig gewassen overblijven om de arme bevolking te voeden. Dit wereldwijde probleem wordt niet verbeterd of verergerd door een lokale prijsstelling. Om dit op te lossen kan het wel erg interessant zijn om ook een dergelijke rekenmodel op te stellen dat de belangen van rijke en arme landen meer in balans brengt. De ministeries van VROM en Ontwikkelingssamenwerking zouden hierin het voortouw kunnen nemen, als LNV dat niet doet.
Waar?
TODO